(Haruki Murakami) Behalve een liefde voor lopen en schrijven en het gegeven dat je het een doet om het ander te kunnen doen, hebben Murakami en ik weinig gemeen. Anders dan ik zit hij niet dagenlang (nah, maanden) te niksen om zich vervolgens af te vragen hoe het toch kan dat hij geen vooruitgang boekt. Murakami is zo iemand die in Tokyo een jazzclub runt, om 4.00 uur ’s nachts thuiskomt, aan de keukentafel aan zijn eerste roman schrijft tot hij in slaap valt en dan rond lunchtijd in zijn club weer koffie staat te serveren. In meerdere opzichten vermoeiend. Maar voor de liefhebbers van Murakami’s werk is Waar Ik Over Praat… een hele mooie memoire, verteld in die typische licht-verbaasde toon van de outsider die zich ineens in het middelpunt bevindt.
(Roos Vonk) Een fijn geschreven, mooi vormgegeven no-nonsense zelfhulpboek van een hoogleraar sociale psychologie die niet zo lekker op excuses gaat, dus niet lezen als je liever een aai over je bol wil. Vonk baseert zich op een hoop wetenschappelijk onderzoek en maakt ontzettend inzichtelijk hoe het toch komt dat je jezelf zo in de weg zit, maar blijft zakelijk: het ligt hoe dan ook aan jou.
Ook deze werken komen langs in het essay, zij het heel kort: Over Leven en Schrijven (Stephen King), Writing Down the Bones (Natalie Goldberg) en The Artist’s Way (Julia Cameron). Lees meer