Twee mensen in de donkere steeg, een man en een vrouw ziet hij nu, ieder op hun eigen fiets; ze stoppen en nemen afscheid met een omhelzing. De vrouw staat onvast op haar benen. “App me als je thuis bent,” zegt de vrouw. De man vindt dat onnodig, zegt dat zij juist hem zou moeten appen. De vrouw protesteert: “Jou kan veel meer overkomen, jij moet veel verder fietsen.”
Ik zal een jaar of negen, tien zijn geweest en mijn ouders gingen een avondje uit. Voor het eerst was er geen oppas – ik was de oppas, van mijn jongere zusje, en mijn ouders namen de regels met me door. Eén schaaltje chips, geen enge tv kijken en om half 10 naar bed. Ze lieten het telefoonnummer van de kroeg achter op een papiertje bij de telefoon. Om 5 voor half 10 ging ik naar boven om mijn tanden te poetsen. Het was een hete, broeierige zomerdag geweest, op dat tijdstip was het nog steeds warm en licht. Ik deed de deur naar de badkamer open, keek, dacht iets wat ik nu zou parafraseren als ‘nope’, ging de trap weer af, pakte de telefoon en belde de kroeg.
Wie een jaar geleden, onderweg naar het centrum, aan ons huis voorbijliep zou in die paar seconden naar binnen kunnen kijken en steeds een andere scène zien, als een viewmaster met 3D-dia’s van twee mensen midden in een dwaas dansje – klik –