Hij zag haar op de Groeneweg, waar ze schrokkerig zat te eten uit een op de grond gevallen zak chips, en hij dacht: dat wordt ‘r.
Ze was een impulsief cadeau – zijn vriendin had laten vallen dat ze een katje wilde, hij had gehoord over een nestje, en nu stond hij in het huis van zijn vriendin, met die kitten, en besefte dat hij hier niet zo goed over had nagedacht. Hij rende op en neer naar de Plusmarkt voor een bakje Whiskas; van een schoenendoos en wat aarde van een dode plant op het balkon improviseerde hij een kattenbak.
Zijn vriendin gaf haar cadeau de naam Tigra. Op een warme zomerdag zag Tigra een paar eendjes voorbijdobberen in de Singel en sprong ze van tweehoog uit het raam. Hij vloog de trappen af, naar buiten, trok zijn kleren uit en haalde haar uit het water. Hij wikkelde haar in een handdoek; een klein, zeiknat propje poes, en rende met het pakketje in zijn armen naar de dierenarts op de Biltstraat. Die zette haar in de oven en wachtte tot ze droog was.
Zijn vriendin en Tigra trokken bij hem in, in zijn kamer op de bovenverdieping van een kraakpand in de binnenstad. Na drieënhalf jaar relatie en een jaar samenwonen vertrok de vriendin, met haar spullen en in eerste instantie ook de poes, maar Tigra kwam na een week terug: ze was beter af bij hem.
Een halfjaar later bleef ik in die kamer slapen. En nog een nacht, en nog een nacht. Hij en ik hadden het gezellig, maar Tigra moest me niet. Dat gevoel was wederzijds. Ze kon zomaar uithalen als je haar aaide. Of als je het waagde om naar haar te kijken. En hij maar lachen, omdat ze “zo lekker pittig” was.
In 2011 gingen hij en ik samenwonen in een oud pand met een flinke lap grond. Tigra was geen fan van haar nieuwste huisgenoot, mijn hond, en zette hem met een paar rake klappen op zijn plek. Gedwee doen wat je wordt opgedragen ging Iggy op zich goed af, als hond. Samen joegen ze luid blazend en blaffend de andere katten weg die zich binnen Tigra’s territorium waagden.
Door mij liet ze zich nog steeds niet graag aaien, al werd ze ook boos als ik alleen Iggy aandacht gaf. Ik stak mijn hand naar haar uit en ze zette haar klauwen in mijn nieuwe tatoeage.
En hij maar lachen.
Ze bleef bijna altijd boven op bed, liet zich zelden in de woonkamer zien. Tijdens een zware storm sleepten we ons matras naar beneden omdat we er niet helemaal gerust op waren dat het dak van de boerderij het zou houden. Tigra was in de war en gefascineerd door de plotselinge breuk met haar gewoontes. Die nacht veranderde iets. Ik ging van ‘met tegenzin geduld’ naar ‘onder voorbehoud geaccepteerd’. Het voorbehoud onderstreepte ze zo nu en dan in mijn arm. Maar ook bracht ze me ineens een complete dodemuizenfamilie-ontbijt op bed. Het was middenin de nacht, eentje leefde nog half en twee waren alvast voorgekauwd, maar het was wel een geschenk. Dat, of het was een hint.
Hij, ondertussen, lag heerlijk te slapen. Eindelijk, na een lange reeks van slechte nachten, dus ik wilde hem niet wakker maken, maar terwijl ik bij het licht van mijn nachtlamp de lijkjes van mijn hoofdkussen stond te rapen, dacht ik wel even: het is verdomme jouw kat.
En dat was ze ook. Onze band werd weliswaar beter, tot het punt waarop ze me niet meer sloeg en ’s avonds gezellig mee slenterde als ik de hond uitliet. Maar in de hiërarchie van haar affectie kwam ik als laatste; na de hond. Dat veranderde toen we in 2017 naar onze huidige woning verhuisden – ze sloot direct vriendschap met de 75-jarige buurvrouw en dus kwam ik vervolgens na háár.
In het nieuwe huis was geen kattenluik. Tigra miauwde of krabde aan de deur als ze wilde dat we de deur openzetten. Meestal hoefde ze niet eens naar buiten en zat ze tijdenlang in de deuropening, de straat in te staren. ’s Avonds sprong ze op bed en eiste ze knuffels, maar alleen van hem.
Vorige week viel me op dat de pit uit haar ogen was verdwenen. Ze verloor haar evenwicht en viel van tafel. Ze stond het toe dat ik haar optilde. Ze leek zichzelf niet meer – tot ze me de volgende dag luid miauwend wakker kwam maken omdat ze lekkerder eten wilde dan het spul dat in haar bakje zat.
Op zaterdagmiddag maakte ik nog een foto van poes en hond, ieder op hun eigen plekje: zij op haar kussen, hij op zijn stoel; apart van, maar dicht bij elkaar. Tigra ligt ontspannen te slapen, de rug gekromd, haar staart langs haar lichaam en een pootje uitgestoken, alsof ze midden in een stretch in slaap is gevallen.
Op zondagochtend lag op dezelfde plek ineens een krachteloos, dof hoopje poes. Haar halfopen ogen leken niets meer te registreren, haar lijf stond gespannen; haar staart, die van het kussen hing, zwiepte heen en weer.
Hij belde onze vriendin, de dierenarts.
Tigra stond op en wankelde naar de buurvrouw, waar ze een tijdlang op een kussen bleef slapen. We brachten haar terug naar huis en ze ging op Iggy’s plekje liggen.
Hij legde haar op zijn schoot en onze vriendin bracht met tussenpozen twee injecties in.
Hij wikkelde haar in een handdoek die hij al twintig jaar had, net zo lang als zij oud was. Hij schepte grond uit de tuin, legde het pakketje diep in de bodem, en samen keken we toe hoe ze langzaam onder de aarde verdween.
Op Shortreads.nl verschijnt elke werkdag een verhaal gebaseerd op de actualiteit.